Protestantse Gemeente Hooge Zwaluwe
Protestantse Gemeente Hooge Zwaluwe
(Uit de 'Oude Doos', Kerkblad april 2005).

Zwaluwse predikanten of pastoors tijdens de reformatie
(vervolg)

Verhoging van de predikantsgage

In 1594 vroegen de wethouders en ingezeten van Hooge en Lage Zwaluwe aan de curator van het sterfhuis van de prins van Oranje om een verhoging van de gage van hun predikant omdat hij van 36 pond niet kon rondkomen. Volgens de wethouders lukte dat de pastoor vroeger wel omdat deze toen ook inkomsten had uit offergelden, nachtwaken bij doden, missen, trouwen en het dopen van kinderen. Aangezien deze extra inkomsten nu, met de reformatie, grotendeels waren weggevallen, betaalden de wethouders en ingezetenen hun predikant jaarlijks voor zijn levensonderhoud 220 pond. Bovendien genoot hij vrije huishuur en het kosteloze gebruik van vier bunder land die hij als wei- en hooiland voor zijn koeien kon gebruiken. Alles bij elkaar kostte dit de ingezetenen van Zwaluwe een grote som geld.

Daarom verzochten zij de curator aan de gewone gage van 36 pond, jaarlijks 164 pond toe te voegen uit de inkomsten van de kerkgoederen van Drimmelen. Dit omdat de inwoners van Drimmelen ook van de diensten van hun predikant gebruik maakten en omdat de arme gemeente van Zwaluwe zijn resterende gage en de huur van huis, wei- en hooiland vergoedde. De curator besloot daarop de bijdrage aan de gage en het levensonderhoud van de Zwaluwse predikant uit de domeinen van Hooge Zwaluwe met ingang van 1 januari 1595 te verhogen tot 110 pond per jaar.

Tegelijkertijd vroegen de wethouders en ingezetenen van Zwaluwe om een bijdrage van de curator aan de gage en het onderhoud van een schoolmeester. Er was al veertien jaar geen schoolmeester in Hooge en Lage Zwaluwe om de jongeren te instrueren, leren en onderwijzen. Deze waren daardoor opgegroeid in alle ondeugd zodat in de beide dorpen vrijwel geen bekwame mensen te vinden waren die konden lezen en schrijven. Zij konden de prins dan ook niet dienen als administrateur van justitie of bedijking, als schepen, gezworene of heemraad als daar niet eerst in verzien werd. De wethouders waren al met een eerlijke, bekwame man overeengekomen dat hij hen als schoolmeester wilde dienen voor een gage van 114 pond per jaar. Daarnaast zou hij vrije huishuur en het schoolgeld van de kinderen krijgen. Dit schoolgeld was vastgesteld op een stuiver per kind per week.

Ook nu weer vroegen de wethouders en ingezetenen van Zwaluwe om deze jaarlijkse gage te betalen uit de inkomsten van de kerkgoederen van Drimmelen of van de domeinen van Hooge Zwaluwe. De curator besloot om met ingang van 1 januari 1595 jaarlijks 60 pond te betalen uit de domeininkomsten van Zwaluwe als bijdrage aan de gage van de te benoemen schoolmeester. Kort daarna benoemden de wethouders Jacop Claesz als schoolmeester van Zwaluwe.

Uit de toelichting op het verzoek van de wethouders en ingezeten van Hooge en Lage Zwaluwe aan de curator van het sterfhuis van de prins van Oranje om een verhoging van de gage van meester Peter Michielsz blijkt duidelijk dat deze kerkdienaar zich in Zwaluwe als predikant en niet als pastoor manifesteerde. Verder is er over hem niets bekend. Zo weten we ook niet wanneer hij uit Zwaluwe is vertrokken.

(wordt vervolgd)

Matti Herben en Ada Peele, 
Hooge Zwaluwe, 20 maart 2005