Protestantse Gemeente Hooge Zwaluwe
Protestantse Gemeente Hooge Zwaluwe
(Uit de 'Oude Doos', Kerkblad december 2001).

De verdeling van de predikbeurten in de gecombineerde gemeente van
Hooge en Lage Zwaluwe.

Een mobiele predikant

In de jaren dertig van de 20e eeuw heeft de toenmalige dominee van Hooge Zwaluwe, A.R. Hulst, onderzoek gedaan in de kerkelijke archieven en het een en ander op schrift gesteld. Zo heeft hij een artikel geschreven over de verdeling van de preekbeurten in Hooge en Lage Zwaluwe. 

Vanaf 1603 toen de eerste predikant Gooswinus Johannes hier werkzaam was, vormden Hooge en Lage Zwaluwe een kerkelijke gemeente. In het begin beschikte de gemeente over slechts een kerkgebouw dat in Hooge Zwaluwe stond. In 1639 werd deze kerk afgebroken en in 1641 kon de nieuwe kerk in gebruik worden genomen. Pas in 1696 kreeg Lage Zwaluwe een eigen kerkgebouw. 

Uit verschillende aantekeningen van dominee Schultze, die van 1797 tot 1825 hier predikant was, blijkt dat Lage Zwaluwe heel vroeger maar een klein plaatsje was. Voor de Hervorming had men daar geen eigen pastoor. In die tijd en ook nog na de Reformatie werd er slechts 4 maal in het jaar godsdienstoefeningen gehouden. Dit veranderde uiteraard toen in 1696 de kerk in gebruik werd genomen. Nu rees er echter een kwestie die een voortdurende bron van ruzie schijnt te zijn geweest tussen de inwoners van Hooge en Lage Zwaluwe: hoe moesten de preekbeurten van de gecombineerde gemeente worden verdeeld? 

In Hooge Zwaluwe was men van mening dat in hun kerk veel vaker moest worden gepreekt dan in die van Lage Zwaluwe, omdat Hooge Zwaluwe de hoofdplaats van de gecombineerde gemeente was. Dat zullen ze in Lage Zwaluwe niet zo'n goed idee hebben gevonden. In de notulen van januari 1696 is te lezen dat de leden van de Ned. Herv. kerk in Lage Zwaluwe voorstelden om iedere zondag in beide kerken om beurten in de voor- en namiddag een kerkdienst te houden .Dit voorstel werd niet aangenomen. Door bemiddeling van dominee Rombout van der Visch, de toenmalige predikant van de gecombineerde gemeente van 1695 tot 1706, werd een andere schikking getroffen, waarbij bepaald werd dat er in Hooge Zwaluwe meestal 's morgens zou worden gepreekt en om de 14 dagen 's middags in Lage Zwaluwe. Op dank- en gebedsdagen, alsmede in de week werd ook in Lage Zwaluwe gepreekt en gecatechiseerd. Aangezien de predikant in Hooge Zwaluwe woonde, werd tevens bepaald dat wanneer hij in Lage Zwaluwe zou preken of catechiseren hij gratis de beschikking zou krijgen over een goede en overdekte wagen. Blijkbaar gaf deze regeling weinig problemen. Ook zijn opvolgers, dominee Troyen (1706-1735), dominee Ampzink (1735-1760) dominee Sibbink (1760-1764) en dominee Van Gent (1764-1789) werkten volgens deze schikking.

 

Opnieuw geharrewar over de verdeling van de preekbeurten

Na de dood van dominee Wilhelmus van Gent in 1789 werd de strijdbijl weer opgegraven en begon het geruzie opnieuw. 

Na zijn dood kwam opnieuw de predikbeurtenkwestie te sprake; het gaf alles aanleiding tot veel geschrijf en gewrijf en een onprettige verstandhouding tusschen Hooge Zwaluwe en Lage Zwaluwe was het gevolg. Hiermee had dus onmiddellijk de opvolger van Ds. van Gent te maken; dit was Henricus Boon 1790-1794, die op 31 december 1789 benoemd was door Stadhouder Willem V

schrijft Hulst. In l790 verzochten de inwoners van Lage Zwaluwe aan Willem V, als heer van de beide Zwaluwen, zijn bemiddeling om een voor hen gunstigere verdeling van de preekbeurten te krijgen. 

Bij besluit van 10 September 1815 verleende Z.M. Koning Willem I aan de Hervormden te Lage Zwaluwe de vrijheid een eigen predikant te beroepen.Daarmede was tevens de combinatie tussen Hooge en Lage Zwaluwe opgeheven.

Alhoewel nu een gedeelte(en het belangrijkste ) van het kerkelijk archief van Hooge Zwaluwe is verloren geraakt,zijn wij gelukkig toch in staat uit latere stukken het verloop van deze twist in grove trekken te reconstrueren.

Reeds de notulen van Januari 1696 dragen kenmerken van de onenigheid. De gemeentenaren van Lage Zwaluwe stelden voor elken Zondag in beide kerken om beurten des voor- en namiddags te prediken.Dit is toen niet aangenomen.Door bemiddeling van Ds. Rombout van der Visch,de toenmalige predikant der gecombineerde gemeente,werd een andere schikking getrm'ffen ,waarbij bepaald werd, dat meestal des voormiddags zou worden gepreekt in Hooge Zwaluwe en om de 14 dagen des namiddags in Lage Zwaluwe.Op dank- en bede-dagen ,alsmede in de week werd ook in Lage Zwaluwe gepreekt en gecatechiseerd. Daar de predikant in Hooge Zwaluwe woonde,werd bepaald,dat "als hij in de Laage Swaluwe sou prediken of catechiseeren men altijd een bekwaame en overdekte wagen, buijten des predikants kosten,soude moeten besorgen."
Op deze wijze heeft dan ook Ds. v.d.Visch zijn ambtelijke bediening waargenomen; op denzelfden voet werd in 1706 Ds.Trojen beroepen. Door deze,bovengenoemde schikking van 1~96 bleef de rust, naar het schijnt,langen tijd in de gemeente gehandhaafd.Na de dood van Ds.W.van Gent in 1789 werd de strijdbijl weer op gegraven en begon het lieve leven opnieuw.

Prins Willem V bemiddelt

In l790 verzochten de inwoners van Lage Zwaluwe aan Z.H.Prins Willem V als Heer van de beide Zwaluwen Zijne bemiddeling om een voor hen gunstigere verdeling der predikbeurten te krijgen. Op dit verzoek werd goedgunstig beschikt, eerst provisioneel bij een resolutie van den Domeinraad van 13 December 1790 en vervolgens bij een resolutie van den Domeinraad van 30 April 1792.Toen werd bepaald,dat elke Zondag om de beurt des voormiddags en des namiddags in beide kerken der gemeente moest worden gepredikt,behalve in de maanden November,December,Januari en Februari,waarin slechts om de 14 dagen in Lage Zwaluwe zou worden gepreekt.Overeenkomstig deze bepalingen heeft de in 1790 gekomen predikant Ds.Henricus Boon tot zijn overlijden in 1794 in de gecombineerde gemeente gewerkt.

In de daarop volgende vacature bleek,dat in Lage Zwaluwe men ook hiermee niet tevreden was.Hoe dit zoo kwam?
Ter verklaring geef ik hier weer,hetgeen ik in aanteekeningen van Ds.Schultze vond. Ik geef hem hierbij zelf het woord.

In "Aanmerkingen betreffende de Diaconie- goederen" schrijft hij:

"De Hervormde gemeente te Lage Zwaluwe was vroeger zoo talrijk niet,als dezelve nu (d.i.1817) is. Dat de Lage Zwaluwe tot die hoogte gekomen is,waarop dezelve thans staat,heeft ze te danken aan 
1/den aanleg van het schoone veer aldaar, 
2/aan de meerdere bouw- en weilanden,die voor het grootste gedeelte alle onder dezelve liggen en
3/ aan de meeT e vlasteelt.
Deze dingen hebben de Lage Zwaluwe in volk en rijkdom doen toenemen.En rijk geworden zijnde, zijn zij nooit te vrede geweest met de schikking der predikbeurten,vooral niet met die welke op den Maandag den 30 April 1792 door zijne Doorl. Hoogheid Prins Willem den Vijfden hoogloffelijker gedachtenis tusschen de Hooge en Lage Zwaluwe was daargesteld.
"

Hieruit kunnen wij opmaken,dat de Lage Zwaluwenaren zich achtergesteld voelden bij hunne medebroeders van Hooge Zwaluwe.Toen dan ook,na het overlijden van Ds.Boon weer een nieuwe predikant moest worden gezocht,achtten ze het ogenblik gunstig pogingen in het werk te stellen verbetering in deze toestand te verkrijgen.Daar kwam nog bij,dat in 1795 de Prins het bewind had moeten neerleggen Men leefde toen onder de Bataafsche Republiek met zijn schoone Leuze van "Vrijheid, gelijkheid en broederschap". Toen zullen ze in Lage Zwaluwe wel gedacht hebben,dat ook op het terrein van de verdeling der predikbeurten de gelijkheid wel zou kunnen worden ver-. kregen. In 1796 volgt dan ook een verzoek van 116 leden der gemeente uit Lage Zwaluwe aan het Provinciaal Comite van Holland "om nader voorziening omtrent het beroepen van een Predikant "en het waarnenem van den dienst op de Hooge en Laage Swaluwe" Dit verzoekschrift werd door dit comite gezonden aan de kerkenraad der gemeente van de beide Zwaluwen om advies,die dan ook in Februari van 1797 in een zeer uitvoerig schrijven gevolg gaven. Bij resolutie van het Provinciaal Comite van Holland, genomen

O den 14 den Junij 1797,werd echter het verzoek der lidmaten van Lage Zwaluwe van de hand gewezen;men besloot nl. "het verzoek der supplianten te houden buiten alle verdere deliberatie,wordende dezelve, zo wel als den kerkenraad bij deze ten sterksten geexhorteerd en aangemaand,omme zich over de pointen differentiaal, de waarneming van hunnen onderlingen godsdienstoefening betreffende in der minne met den anderen te verstaan."
De heeren van het Provinciaal Comite kozen zeker de wijste partij,door zich met de zaak verder niet in te laten.De leden der gemeente moesten het zelf maar uitzoeken. Het bleef nu verder, zoals het indertijd door Prins Willem V was bepaald;want ook Ds.Schultze heeft zich aan die regeling gehouden.

Ds. Schultze werd het slachtoffer

Wel valt gemakkelijk te begrijpen,dat men in Lage Zwaluwe ontevreden bleef. De gespannen toestand duurde voort en de reeds zo lange jaren onopgeloste vraag zou nog heel wat moeilijkheden teweegbrengen.De tijd was in alle opzichten buitengewoon slecht onder de Fransche opperheerschappij.Voor het predicantstractement werd slecht gezorgd en de gemeenteleden moesten zelf bijspringen. Ds.Schultze heeft het hier in het eerste begin van de vorige eeuw dan ook erg arm gehad.De allergrootste helft der bevolking van Hooge Zwaluwe bestond toentertijd uit zalmvisschers,die echter in de diepste armoede vervallen waren,omdat zij door de agenten van Napoleon van hun recht om te visschen waren beroofd. In Lage Zwaluwe was men over het geheel genomen rijker; wanneer nu de verhouding tusschen beide deelen der gemeente goed geweest was, zou, naar alle waarschijnlijkheid, de predikant wel voldoende geholpen zijn. Hoe was nu in werkelijkheid de toestand?

In de notulen van de kerkeraadsvergadering van 7 Mei 1812 staat het volgende:

Ook verzocht de Predikant serieuselijk de vergadering,dat "dezelve zonder verder uitstel mogt voorzien in de betaling van zijn bijkans anderhalf jaar verloopen tractement" het zij "bij wijze van voorschot, of anderszins,terwijl het hem onmogelijk was langer zonder inkomen te bestaan."

De vergadering hoorde dit met aandoening aan en besloot, dat met de leden der gemeente hierover gesproken zou worden. Wat was nl. de reden,dat Ds.Schultze geen tractement ontving? De preekbeurtenkwestie en niets anders. In diezelfde kerkeraadsvergaring werd besloten, "dat de gemeente op beide plaatsen zoude verzocht worden,om voor iedere plaats twee commisarissen te verkiezen en dezelve te volmagtigen,om dien ongelukkigen twist over de predikbeurten,als de eenige oorzaak,waarom die van de Lage Zwaluwe zich weigeren iets tot het predikantstractement bij te dragen in der minne uit den weg te ruimen." Dit besluit is ook uitgevoerd, maar schijnt weinig verandering in de toestand te hebben gebracht. Lage Zwaluwe bleef bij de aloude eisch: gelijke verdeeling der beurten,terwijl Ds,Schultze,blijkens een opgaaf aan het Arrondissement van Breda van 18 Juni 1810 preekte volgens de verordening van Prins Willem V. Men bleef intusschen maar slecht zorgen voor het tractement,want nog op 21 Januari 1814 klaagt hij daarover voor de zooveelste maal zijn nood aan de kerkeraad.

De twist over de preekbeurten was en bleef van 1696 af tot 1815 toe een bron van verdeeldheid onder de Hervormden der beide Zwaluwen.Noch onderling overleg, noch ingrijpen van hoogerhand,noch de nood in drukkende tijden brachten de definitieve oplossing.
Hierdoor kwamen de beide deelen der gemeente steeds verder van elkaar verwijderd; bovendien was het zielenaantal in Lage Zwaluwe veel grooter dan dat van Hooge Zwaluwe geworden.

Koning Willem I gunt een eigen predikant

Dit alles was mee de oorzaak,dat de Lage Zwaluwenaren in 1815 aan Z.M.Koning Willem I verzochten om een eigen predikant. Dat was inderdaad de eenigste oplossing van de moeilijkheid. En de Koning verleende daartoe de vergunning. Van elkaar af was men toen echter nog niet: de verdeling der diaconiegoederen van de voorheen gecombineerde gemeente vormde nu een omstreden punt.
Men was in Hooge Zwaluwe wel blij, dat Lage Zwaluwe een eigen predikant had en een zelfstandige gemeente geworden was. Het zal in de loop der jaren wel dikwijls hard tegen hard zijn gegaan, zelfs nog in zeer officieele documenten kan men merken,dat men elkaar met minder fraaie uitdrukkingen betitelde.
Hoe Ds.Schultze en zijn kerkeraad zich na de vrijwillige afscheiding van Lage Zwaluwe hieromtrent uitlieten,kunnen we merken uit een verzoekschrift aan den Koning. Ter illustratie het volgende hieruit:

"Aller Doorluchtigste en Grootmachtigste Koning en Heer.
Ten volle verzekerd van de goedheid, met welke uwe
Koninklijke majesteit derzelver onderdanen ..........
wagen ook wij het uwer Koninglijke Majesteit onze hartelijke dankbaarheid te betuigen voor die bijzondere gunst en genade, welke uwe Koninklijke Majesteit ons daar in hebt betoont,dat Allerhoogst Dezelve heeft kunnen goedvinden het verzoek van ,,die van de Lage Zwaluwe toe te staan,en denzelven het beroep van eenen eigenen en afzonderlijken Predikant te vergunnen.
Sire. Nu heeft op eenmaal die twist een einde,die langer dan eene eeuw heeft voortgeduurd,en wij achten ons bijzonder gelukkig, dat wij ontslagen zijn van dat gedeelte der gemeente, dat nooijt heeft kunnen rusten, dat bestendig gewoeld heeft en, ons zelfs in 1810 gezogt heeft onze Kerk en Godsdienst te ontrukken; wij zijn wel, Sire,op de Hooge Zwaluwe zo rijk en vermogend niet, als die van de Lage Zwaluwe,waartoe in de laatste rampvolle jaren zeer veel heeft toegebragt,dat onze zalmvisschers zo geheel uijt hunne broodwinning gestooten zijn,nog zo sterk in getal van ziele als dezelve,maar wij zijn te vreeden met ons lot en tans om zoo te meer,daar wij voortaan met geen twistzaken meer zullen te doen hebben.
"

Daarna wordt over het eigenlijke verzoek gesproken, hetwelk voor ons in dit verband van geen belang is.
Zooveel is ons bij de weinige gegevens,waarover wij in ons archief thans nog beschikken wel duidelijk,dat de combinatie van de beide Zwaluwen niet altijd even prettig was.'

A.R.Hulst.
24 April 1936

Ada Peele,
Hooge Zwaluwe, 15 november 2001