DE
BANKEN EN STOELEN IN DE KERK VAN HOOGE ZWALUWE
In
vroeger tijden hadden vele gemeenteleden in de kerk hun eigen zitplaats.
Die zitplaatsen werden vaak jaarlijks verpacht. Bovendien lieten de
bestuurders en de aristocraten van het dorp een eigen bank in de kerk
plaatsen. In het archief van Hooge en Lage Zwaluwe, dat in Tilburg wordt
bewaard en aldaar kan worden ingezien, bevindt zich een schetsmatig
getekende plattegrond van onze kerk uit 1707. De plattegrond geeft ons
een indruk hoe de kerk toen was ingedeeld. Bovenaan op de plattegrond
zien we de kerkdeur. Rechts herkennen we de kerktuin met in het midden
daarvan de preekstoel en aan de zijkanten ervan de banken van de
secretaris en de heer Den Engelse. Links op de plattegrond zien we de
banken voor de zittende leden van de magistraat en de bank van juffrouw
van de Berg. De oude leden van de magistraat hadden hun banken schuin
tegenover de ingang van de kerk.
Iedereen
was erg gehecht aan zijn eigen zitplaats. Dit omdat men er vaak ook een
aanzienlijke pachtsom voor moest betalen. Zodra iemand zich onrechtmatig
een bank toe-eigende grepen baljuw en schepenen in. Op 25 september 1753
kwamen baljuw en schepenen in bijzonder vergadering bijeen. In deze
vergadering deelde president P. Kleijn mede dat Francina Gibson, weduwe
van Charles Mist, de dag daarvoor, op maandag 24 september 1753, de bank
in de kerk van de Hooge Zwaluwe die alleen bestemd was voor de vrouwen
van de leden van de magistraat met twee sloten had laten afsluiten.
Bovendien had zij de sleutels meegenomen. Aangezien Francina Gibson niet
het recht had om in die bank te zitten besloten de president en
schepenen haar dat gerechtelijk te laten aanzeggen. Haar moest verder
verteld worden dat als ze toch in de bank ging zitten, zij dan door
dienaars van justitie uit de bank zou worden geleid..
Voor
het oprichten van een nieuwe kerkbank had men ook de goedkeuring van de
heer van Hooge en Lage Zwaluwe nodig. In 1754 richtte mejuffrouw A. van
Dam een verzoek aan de Pruisische koning, die toen heer van Hooge en
Lage Zwaluwe was, om in de kerk op haar kosten een gestoelte te laten
plaatsen voor haar en haar kinderen. Mejuffrouw van Dam was de weduwe
van Jacob Witten, voormalig secretaris van de heerlijkheden Hooge en
Lage Zwaluwe. In aanwezigheid van L.P. von Hagen, krijgs- en domeinraad
van de Pruisische koning, kreeg zij van de baljuw en schepenen
toestemming om op haar kosten een gestoelte te laten zetten op een
plaats die haar door de baljuw zou worden aangewezen. Aan de toestemming
was de voorwaarde verbonden dat zij met ingang van 1754 jaarlijks één
gulden aan de kerk moest betalen.
(Wordt
vervolgd)
Matti
Herben en Ada Peele,
Hooge Zwaluwe, 15 april 2009
|