Predikanten tijdens reformatie (6)

 

Home
Omhoog
Predikanten tijdens reformatie (7)

(Uit de 'Oude Doos', Kerkblad september 2005).
(Naar Inhoudsopgave 'Oude Doos')

Zwaluwse predikanten of pastoors tijdens de reformatie
(vervolg)

Het advies van de Classis om Gosewinus Johannes te verwijderen

In de classisvergadering te Westmaas die gehouden werd van 24 tot 26 april 1607 werd gemeld dat de gedeputeerden, op last van de Zuid-Hollandse Synode, aan de Raden van zijne excellentie verzocht hadden om pastoor Gosewinus Johannes uit Zwaluwe te verwijderen en daar een andere trouwe leraar in zijn plaats aan te stellen. Om te voorkomen dat dit schriftelijke verzoek door langer uitstel in de vergetelheid raakte, was besloten onmiddellijk twee broeders uit de vergadering te kiezen die met de eerstgenoemde twee broeders naar Den Haag zouden reizen. Zij moesten daar de door Johannes Becius namens de gedeputeerden opgestelde brief mondeling gaan toelichten om zo actie te bevorderen. Balthazar Lydius en Michael Hogius werden hiermee belast. Tegelijk zouden zij aan de prins van Oranje of aan de edellieden van zijn Raad een verzoek tonen aangaande een soortgelijke zaak van een monnik in Made. Deze monnik heette Laurentius van den Berge en was op gelijke wijze Made ingekomen.

 

Zwaluwe vroeg Gosewinus Johannes te mogen houden

Op 16 mei 1607 verschenen in de vergadering van gedeputeerden drie mannen van de dorpen Hooge en Lage Zwaluwe. Een van hen was schout een ander was secretaris. Ze brachten een brief mee die geschreven was door de lieden van de Raad van zijne excellentie en gericht was aan de Classis van Dordrecht. In de brief stond dat het Gosewinus Johannes verboden was om de dienst van de kerken in de voornoemde dorpen nog langer te continueren. Daarom wilden de Raden van de prins dat Hooge en Lage Zwaluwe met een andere bekwame predikant voorzien zouden worden.

De drie mannen van Zwaluwe verklaarden mondeling dat zij graag wilden dat Gosewinus Johannes nog het hele jaar of tenminste tot Sint Jan in de dienst zou voorgaan. Als redenen daarvoor gaven zij de noodzaak van dopen, de publicatie van politieke zaken en niet het minst belangrijk hun verplichting om Gosewinus Johannes zijn gage tot Sint Jan te betalen. De gedeputeerden antwoordden dat zij niet de macht hadden om de aanstelling te prolongeren omdat het besluit om hem uit zijn ambt te zetten door zijne excellentie genomen was. Aanstaande zondag moesten de inwoners van Zwaluwe nog geduld hebben met het vaceren van de dienst. De komende week zou men met de Raden van zijne excellentie daarover spreken. Johannes Becius werd bereid gevonden om dat te doen, omdat hij toch al naar Den Haag moest. Aangezien men Zwaluwe niet direct van een nieuwe predikant kon voorzien, moest Johannes Becius aan de Raden van de prins vragen om de dienaars, die om beurten de dienst zouden komen doen, tegen de vijand te beschermen.

De gedeputeerden deden voor deze tijdelijke voorziening een loting tussen de vier waarden om te bepalen wie eerst en wie vervolgens de dienst in Zwaluwe zouden waarnemen tot er een eigen predikant op Zwaluwe zou zijn. Resultaat van de loting was: eerste de Strijense Waard, tweede het eiland (met Klundert en Fijnaart), derde de Zwijndrechtse Waard en vierde de Leegen Waard. De Strijense Waard werd belast met het houden van een loting tussen zijn dienaars om te bepalen wie van hen als eerste, tweede enzovoorts de dienst in Zwaluwe zou waarnemen. Zij moesten naar Zwaluwe gaan zodra de heren van de Raad van de prins hun toestemming gaven om te reizen.

(Wordt vervolgd).

Matti Herben en Ada Peele, 
Hooge Zwaluwe, 8 augustus 2005
 

 

© 2003-2009: Protestantse Gemeente Hooge Zwaluwe - Nederland
Gewijzigd: 29-09-2011

Voor vragen, aanvullingen, commentaar: Webmaster Protestants Hooge Zwaluwe