Kerkverwarming (slot)

 

Home
Omhoog
Salarisverhoging predikant

(Uit de 'Oude Doos', Kerkblad juni 2002).
(Naar Inhoudsopgave 'Oude Doos')

Kerkverwarming
(slot)

Laatste aflevering rond de aanschaf van een verwarmingsinstallatie

Zoals u in de vorige aflevering heeft kunnen lezen wilde de kerkenraad midden in de kerk een kachel plaatsen met een rookafvoer. Kerkvoogden en notabelen vonden dit niet zo’n goed idee, zij wilden iets anders, maar welke mogelijkheden waren er? In beginsel waren zij voor een centraal warmwaterverwarming, een kachel vonden zij minder geschikt. Bij de firma Koning en Vietsch te Nijverdal werd een offerte aangevraagd. De totale kosten voor de aanschaf en de aanleg van een verwarmingssysteem bedroegen f 1.657,00. Voor die tijd een behoorlijk bedrag. “De kerkeraad zal thans pogingen in het werk stellen de hiertoe benodigde gelden bijeen te brengen” schreef ds. A.R. Hulst in de notulen van 3 januari 1936. En dan blijft het ruim twee jaar “stil” rond de aanschaf van een verwarming. Pas tijdens de vergadering van 16 mei 1938 komt het onderwerp weer ter sprake. Tijdens genoemde vergadering vroeg notabel A.W. Kanters het woord. Hij deed een voorstel om tot een oplossing te komen voor een “…enigszins moeilijke kwestie, die men tot nu toe niet tot oplossing heeft kunnen brengen”. Zijn voorstel hield het volgende in:

De aanleg en het onderhoud van een eventueel aan te leggen verwarmingsinstallatie moeten onder het beheer van het college van kerkvoogden en notabelen worden gebracht. Hierover zou gestemd dienen te worden. Wanneer dit voorstel zou worden aangenomen, dan kon het college aan de kerkenraad verzoeken de gelden die voor dit doel waren bijeengebracht over te dragen aan het college dat tevens zou zorgen voor een aanvulling van het tekort. Voorlopig zou dit tekort worden aangevuld door het plaatsen van renteloze aandelen uit een te stichten fonds die afgelost zouden worden. Dit fonds zou tevens dienen om de jaarlijks benodigde gelden voor onderhoud, bediening en brandstoffen bijeen te brengen. Het college zou de geldmiddelen voor dit fonds “putten”uit een verhoging van de huur van de zitplaatsen in de kerk met 10% of door een jaarlijkse heffing van het vast bedrag per gezin.

Na stemming bleek dat het voorstel van Kanters bij meerderheid was verworpen. Daarna kon men stemmen over welk verwarmingssysteem zou worden aangeschaft. Men kon kiezen uit twee systemen:

1. de verwarming van de kerk door middel van een buizenstelsel als voetverwarming door de banken, aangevuld met enige radiatoren waardoor warm water zou circuleren;
2. een systeem waarbij het kerkgebouw zou worden verwarmd met warme lucht.

Bij meerderheid van stemmen werd besloten voor het systeem met buizen te kiezen. Men ging gelijk aan de slag en in oktober 1938 was de nieuwe verwarming al aangelegd, want tijdens de vergadering van 3 oktober 1938 werd besloten op het oude kerkhof een waterput met pomp te plaatsen om hierin water te verzamelen voor onder andere de nieuw aangelegde verwarming. Notabel A.W. Katers zou in overleg met Van Rijsbergen, beiden metselaar, een begroting opmaken voor het maken van een regenput met pomp. De kerkvoogdij zou de uitvoering aan genoemde metselaars opdragen. De kosten werden voor 50% uit het fonds voor de kerkverwarming betaald en voor 50% uit de kas van de kerkvoogdij. De kerk werd eigenares van de nieuwe waterput.

Ada Peele  
Hooge Zwaluwe, 20 mei 2002
 

 

© 2003-2009: Protestantse Gemeente Hooge Zwaluwe - Nederland
Gewijzigd: 29-09-2011

Voor vragen, aanvullingen, commentaar: Webmaster Protestants Hooge Zwaluwe