Een nieuwe predikant voor Zwaluwe
Tijdens de classisvergadering in Alblasserdam van 28 en 29 april 1609 werd gemeld dat er onder de
jurisdictie Zuid Holland enkele kerken open vielen. Daarom werden Johannes Becius en Johannes Episcopius
verzocht om namens de Classis een rekwest aan de Edele Heren Staten van Zuid Holland te zenden om de papen in deze plaatsen te weren zodat ook daar het licht van het evangelie mocht doorbreken. Aangezien Zwaluwe al leeg was, werd besloten om deze plaats vanaf
aanstaande zondag binnen acht dagen te bedienen met een predikatie. Abrahamus Costerus, predikant te
Barendrecht, en Gotthardus Pierius, predikant te Zwijndrecht, hadden zich vrijwillig aangeboden om elk drie zondagen, de een na de ander, tijdens de dienst op Zwaluwe het evangelie te prediken. Zij zouden daartoe een brief van de Classis meekrijgen die zij aan de schout en de gerechten van deze plaatsen
konden overhandigen. Om Zwaluwe en andere plaatsen te bedienen werden ook voorgedragen Cornelis Polletz, predikant te Uitwijk, Nathan Vajus en Justus
Busonius, beiden proponent. Men zou op basis van de getuigenissen die men van hen hoorde bepalen wie men daar het best kon benoemen.
Op de classisvergadering van 16 en 17 juni 1609 in Strijen werd gemeld dat de predikatie in Zwaluwe en Made verzorgd ging worden door Cornelis Simonides, predikant te Maasdam, Wilhelmus
Bastingius, predikant te Heinenoord, en Phillipus Nysius, predikant te Klaaswaal. Zij zouden dat elk voor veertien dagen doen.
Student David Lowijck
Tijdens de vergadering van gedeputeerden, op 15 juli 1609, werd besloten dat iedere gedeputeerde in zijn ring zou navragen wie er naar Zwaluwe overgeplaatst wilde worden. Als niemand dat wilde zou men enige studenten voorstellen, die al in het classisboek
opgetekend waren om naar de een of andere plaats uitgezonden te worden, om hun gaven in Zwaluwe te laten horen. Blijkbaar wilde niemand overgeplaatst worden want in de notulen van de vergadering van 26 augustus 1609 lezen we dat student David Lowijck zijn gaven op Zwaluwe zou laten horen.
Op 23 september 1609 werd tijdens de vergadering van gedeputeerden gemeld dat die van Zwaluwe aan enkelen van hen persoonlijk te kennen hadden gegeven dat ze liever een geoefende dienaar zouden krijgen, hoewel zij niets hadden tegen de gaven en persoon van David Lowijck. In de vergadering van 7 oktober 1609 bleek dat Abrahamus Mellinus, predikant te Sint
Anthoniepolder, aan een gedeputeerde verteld had dat die van Zwaluwe Cornelis Hanecopius, predikant te Brandwijk en Molenaarsgraaf, als hun predikant wilden hebben. Hermes Celosse, predikant te Hendrik-Ido-Ambacht, schreef namens de gedeputeerden aan
Cornelis Hanecopius dat hij hem daarover wilde spreken. Thomas Laurentius, predikant te Bleskensgraaf, zou hem de brief overhandigen en hem ook mondeling daartoe proberen te bewegen.
(Wordt vervolgd)
Matti Herben en Ada Peele,
Hooge Zwaluwe, 12 januari 2006
|