Protestantse Gemeente Hooge Zwaluwe
Protestantse Gemeente Hooge Zwaluwe
Verkoop van een deel van de pastorietuin

Tijdens de vergadering van kerkvoogden en notabelen op 2 juli 1948 werd gesproken over de verkoop van een deel van de pastorietuin. Op 7 mei 1948 was aan het College van Toezicht een gewijzigd verzoek gedaan om toestemming voor de verkoop van een stuk grond aan W.J. Ket en H.P. v.d. Bosch. Op dit verzoek had men nog geen antwoord gekregen, maar men verwachtte dit wel spoedig te ontvangen. 
Op 28 oktober 1948 werd het besluit genomen, met instemming van predikant D. Zinkstok, om per 1 november 1948 aan W.J. Ket een deel van de tuin, groot 421 ca en gelegen in het verlengde van diens eigen tuin, voor de tijd van minimaal tien jaar tegen een vergoeding in bruikleen te geven. Aan H.P. v.d. Bosch werd een gedeelte, groot 378 ca en eveneens gelegen in het verlengde van diens tuin, ook voor minimaal 10 jaar tegen een vergoeding in bruikleen af te staan. Het jaarlijks bedrag aan vergoeding voor beide gedeelten bedroeg f 0,04 per ca en kwam ten goede aan de predikant.
Dit besluit werd genomen in het bijzijn van en ondertekend door de president kerkvoogd A.W. Kanters, de secretaris kerkvoogd G. Ruitenberg, de kerkvoogd ontvanger P.H. Kanters, de predikant ds. D. Zinkstok en de gebruikers van de tuin W.J. Ket en H.P. v.d. Bosch.

 

Ondertekenaars van voornoemd besluit

 

Reparaties in de pastorie

Naast het laten uitvoeren van schilder- en behangwerk, werd besloten om de vaste wastafel van beneden naar boven te verplaatsen en wel naar de grote slaapkamer aan de straatzijde. De halve wastafel, die nog onbeschadigd uit het oorlogsgeweld was gekomen, zou in de middelste slaapkamer worden geplaatst. Ook zouden nog enkele lichtpunten en stopcontacten worden aangebracht. 
Bovendien werd de keuken grondig onder handen genomen. Er moest een leiding voor de aansluiting van een elektrisch fornuis worden aangelegd en zo mogelijk zou voor rekening van de kerkvoogdij een elektrisch warmwaterreservoir worden geplaatst. Dit reservoir diende aan de pastorie te blijven behoren. Dit alles hing geheel af van de bereidheid van de P.N.E.M. om de pastorie op te nemen in de tariefregeling van het vastrecht en van de hoogte van dit bedrag per maand. Wanneer geen vastrecht werd verleend, had het geen zin om deze veranderingen aan te brengen. 
De bestaande w.c. werd uitgebroken en vervangen door een nieuw toilet. Voorgesteld werd om de trap te voorzien van een loper op kosten van de kerkvoogdij. Deze loper moest bij een eventueel vertrek van de predikant blijven liggen. De totale kosten bedroegen f 3.439,04.

Ada Peele en Matti Herben
Hooge Zwaluwe, 20 januari 2008