Protestantse Gemeente Hooge Zwaluwe
Protestantse Gemeente Hooge Zwaluwe
(Uit de 'Oude Doos', Kerkblad december 2005).

Zwaluwse predikanten of pastoors tijdens de reformatie
(vervolg)

Geen sauvegarde (vrijgeleide) voor een predikant

Kort na zijn terugkeer uit Brussel vertrok de schout op 13 oktober naar den Haag om daar bij de Raden van prins Maurits rapport uit te brengen over zijn wedervaren. Ook nu had hij weer een verzoekschrift bij zich namens de ingezetenen van Zwaluwe. Daarin schreef hij dat deze ingezetenen, ondanks de brief van commissaris Johan Neijen, nul op hun rekest tot het verkrijgen van een sauvegarde voor een predikant hadden gekregen. Verder merkte hij op dat ze openlijk begonnen te murmureren omdat de door Maurits afgedankte pastoor van Zwaluwe Gooswijn Jansz. door het dorpsbestuur van Made als predikant was aangenomen en door hen voor goed gehouden werd. Na het gedwongen vertrek van Gooswijn Jansz. zaten de Zwaluwnaren al enige tijd sonder t gehoir van Godes woord waardoor er geene vergaderinge en geene proclamatien in de kerk konden plaatsvinden en waardoor de luijden sondaechs in de tavernen loopen ende droncken drincken. Acht dagen na zijn vertrek naar Den Haag keerde de schout terug in Zwaluwe. Voor deze reis declareerde hij 20 gulden en 18 stuivers.

 

Zwaluwe vroeg om een nieuwe predikant

Blijkbaar had het bezoek van schout Adriaan Anthonisz. Brant aan de Raden van de prins niet het gewenste resultaat opgeleverd, want kort daarna reisde hij weer af naar Dordrecht. Tijdens de classisvergadering, die daar van 6 tot 8 november 1607 werd gehouden, verscheen hij samen met de schout van Hooge Zwaluwe en vergezeld van een aantal inwoners van beide Zwaluwen. Zij overlegden een verzoek dat zij gericht hadden aan de lieden van de Raad en Rekeningen van zijne excellentie. Daarin stelden zij dat de twee dorpen grote schade leden, zowel in kerkelijke als politieke zaken, door het ontberen van een kerkdienaar. Verder verzochten zij de Classis om aan hun verzoek aan de raad en rekeningen van zijne excellentie een missive (officieel schrijven) toe te voegen om op die manier sneller het gewenste eindresultaat van hun noodzakelijk en christelijk verzoek te verkrijgen. De Classis willigde dit verzoek in en gaf Johannes Becius, die eerder bij deze zaak betrokken was, opdracht om namens de Classis een missive te schrijven en deze bij het verzoek van de wethouders te voegen. Verder werd in deze vergadering besloten dat Abrahamus Gillisz. Muysenholius, predikant te Breda, bij de Raden van zijne excellentie moest navragen wat er gedaan was met het verwijderen van Gosewinus Johannes. Nadat hij uit Zwaluwe verdreven was fungeerde hij als schoolmeester en pastoor in Made.
Tijdens de vergadering van 28 november 1607 vertelden Balthazar Lydius en Andreas Demetrius dat ze met rentmeester Johan van de Corput hadden gesproken. Zij vernamen van hem dat de gage voor het houden van de kerkdienst in Zwaluwe wel gevonden zou worden. Maar de broeders hadden gemeld dat er een sauvegarde nodig was om daar ter plekke te wonen. Aangezien deze sauvegarde er nog steeds niet was, bleef het daar bij steken. Dan lezen we zo'n anderhalf jaar niets meer over deze zaak in de classicale acta. Pas na de tekening van het Twaalfjarig Bestand, op 9 april 1609 te Antwerpen, durfde men een predikant zonder sauvegarde naar Zwaluwe te sturen.

(Wordt vervolgd)
Matti Herben en Ada Peele, 
Hooge Zwaluwe, 14 november 2005